Sommige gerechtsdeurwaarderskantoren en incassobureaus dingen mee naar overheidsopdrachten voor de invordering van schulden bij overheidsinstellingen en krijgen deze gegund door een economisch model van het type “no cure no pay” of “no cure no fee” voor te stellen voor de gehele invorderingsprocedure: minnelijke invordering (ingebrekestelling zonder gerechtelijke procedure) en gerechtelijke invordering (met dagvaarding en gerechtelijke procedure).
In dit model biedt de gerechtsdeurwaarder zijn tussenkomst aan tegen een vaste prijs per dossier. Indien de schuldenaar insolvent blijkt te zijn, betaalt de schuldeiser slechts het vastgestelde eenmalige forfaitaire bedrag. Indien hij solvabel is, verhaalt de deurwaarder de gemaakte kosten (contractuele schadebedingen of aktekosten volgens de wettelijke barema’s) rechtstreeks op de schuldenaar.
Deze praktijk leidt er dus toe dat de gerechtsdeurwaarder enerzijds (geheel of gedeeltelijk) afziet van de betaling van zijn kosten en erelonen in de gerechtelijke fase wanneer de schuldenaar insolvent is, en anderzijds de kosten van zijn tussenkomst, die hij naar eigen goeddunken verricht (aantal akten, aanmaningen, pogingen tot gedwongen tenuitvoerlegging, …), rechtstreeks voor eigen rekening op de solvente schuldenaars verhaalt.
Deze praktijk is in strijd met de bepalingen van het Gerechtelijk Wetboek en het Koninklijk Besluit tot vaststelling van het tarief voor akten van gerechtsdeurwaarders, die de onafhankelijkheid en de onpartijdigheid van de gerechtsdeurwaarder, bekleed met het openbaar gezag inzake gerechtelijke invordering, beogen te waarborgen 1Zie artikels 520, 2° en 52, 3° Ger. Wb. en artikel 3, 2° van het KB van 1976. 2Artikel 2 van het Koninklijk Besluit van 30 november 1976 tot vaststelling van het tarief voor akten van gerechtsdeurwaarders legt de deurwaarders een uitdrukkelijk verbod op om aan hun cliënten een gedeeltelijke of volledige kwijtschelding te geven van hun rechten, kosten of uitschotten.
Deze onafhankelijkheid en onpartijdigheid zijn met name bedoeld om nutteloze procedurekosten te vermijden, die een schuldeiser zou kunnen geneigd zijn te maken, minder om zijn openstaande schuld in te vorderen dan om de in moeilijkheden verkerende schuldenaar te schaden of met torenhoge gerechtskosten op te zadelen. Als het de gerechtsdeurwaarder is die beslist over de aard en de frequentie van de te stellen vervolgingsdaden, is er sprake van een belangenconflict, omdat zijn persoonlijk belang erin bestaat zoveel mogelijk ambsthandelingen te verrichten.
De wetteksten zijn evenwel duidelijk: artikel 520, §2 van het Gerechtelijk Wetboek verbiedt de gerechtsdeurwaarder specifiek om “voor eigen rekening ambsthandelingen te verrichten”. Het doel is te voorkomen dat een deurwaarder de kosten van zijn tussenkomst rechtstreeks voor eigen rekening op de schuldenaar zou verhalen. De gerechtsdeurwaarder zou dan immers niet langer optreden als lasthebber van de schuldeiser, maar enkel in zijn eigen belang.
De tarieven van de gerechtsdeurwaarders voor akten tijdens de gerechtelijke fase zijn vastgesteld bij het koninklijk besluit van 30 november 1976. Er mag geen enkele prijskorting worden toegestaan. Het commentaar bij dit artikel in het “Vademecum: deontologie, tarieven, huishoudelijke reglement” uitgegeven door de Nationale Kamer van Gerechtsdeurwaarders stelt: “Het KB van 30 november 1976 is duidelijk als het gaat om de erelonen voor handelingen verricht door gerechtsdeurwaarders in de uitoefening van hun door de wet omschreven ambt. Er mag niet meer en niet minder aangerekend worden dan wat wettelijk is bepaald. De gerechtsdeurwaarder is verplicht de voorgeschreven tarieven na te leven zonder deze te kunnen wijzigen“.
Volgens deze bepalingen moet de deurwaarder de schuldeiser dus op de hoogte brengen van de risico’s van insolventie van zijn schuldenaar. De schuldeiser moet met kennis van zaken kunnen beoordelen of het raadzaam is om maatregelen van tenuitvoerlegging te nemen, waarvan hij de kosten in voorkomend geval zal moeten dragen (indien de schuldenaar insolvent is). Dat voorkomt de facto dat er tal van nutteloze handelingen van tenuitvoerlegging worden verricht.
De Nationale Kamer van Gerechtsdeurwaarders is al meerdere jaren duidelijk in haar veroordeling van de praktijk van “no cure no pay” 3Zie met name 2013C1 R016 en 2013CIR001, beschikbaar op de website: http://www.mediationdedettes.be/Les-directives-et-circulaires-de-329 maar geeft zelf toe niet in staat te zijn een einde te stellen aan de vastgestelde misbruiken4Verslag van de Belgische Kamer van volksvertegenwoordigers over de schuldindustrie en overmatige schuldenlast voor consumenten, hoorzitting van 3 december 2019, DOC 55 0839/001, p. 35.
Op het terrein hebben deze praktijken dramatische gevolgen voor schuldenaren.
- De schuldeiser staat volledig los van de door de deurwaarder gemaakte kosten. Hij heeft geen duidelijk zicht meer op het invorderingsproces. De diensten schuldbemiddeling stellen op het terrein een toename vast van het aantal uitvoerende maatregelen en van de kosten die rechtstreeks ten laste gelegd worden van de schuldenaars; voor de invorderende deurwaarder die “no cure no pay” toepast zijn de procedurekosten die hij de schuldenaars doet betalen de echte remuneratie voor zijn tussenkomst. Het bespottelijke forfaitaire bedrag per dossier dekt geenszins de werkelijke kosten van hun tussenkomsten.
- In sommige gunningen gaat de invorderende deurwaarder, vermits hij weinig belang heeft bij de minnelijke fase, de dossiers snel naar de gerechtelijke fase leiden, waarin hij dan zoveel mogelijk kosten maakt om zijn winst te maximaliseren.
Hieronder vindt u een kopie van een vonnis van 24 juni 2011 gewezen door de rechtbank van eerste aanleg van Leuven, alsook de nota van gerechtsdeurwaarder Etienne Leroy onder twee arresten van de Raad van State uit 2019 die het probleem goed illustreren 5Etienne Leroy, nota onder de arresten van de Raad van State van 22 januari 2019, nr. 243.447 en van 3 april 2019, nr. 244.166, Larcier, Jus & Actores, Nr. 1-2/201..
Etienne Leroy onderstreept dat “de gerechtsdeurwaarder een voorschrift van openbare orde schendt en op de meest ernstige wijze verzaakt aan zijn plicht tot onpartijdigheid en onafhankelijkheid“.
In het vonnis van 24 juni 2011 betreffende een remuneratiegeschil tussen een gerechtsdeurwaarder uit Waver en een andere gerechtsdeurwaarder uit Aarschot, stelt de rechter dat “een overeenkomst zoals verweerder beweert te hebben gesloten met [zijn cliënt], waarbij de kosten van dagvaarding en tenuitvoerlegging enkel door [zijn cliënt] zouden moeten worden betaald indien deze op de schuldenaar kunnen worden verhaald, absoluut nietig is, in strijd met de wet en de deontologische regels die een gerechtsdeurwaarder in acht moet nemen“.
Etienne Leroy onderstreept dat “de gerechtsdeurwaarder een voorschrift van openbare orde schendt en op de meest ernstige wijze verzaakt aan zijn plicht tot onpartijdigheid en onafhankelijkheid“.
- 1Zie artikels 520, 2° en 52, 3° Ger. Wb. en artikel 3, 2° van het KB van 1976.
- 2Artikel 2 van het Koninklijk Besluit van 30 november 1976 tot vaststelling van het tarief voor akten van gerechtsdeurwaarders legt de deurwaarders een uitdrukkelijk verbod op om aan hun cliënten een gedeeltelijke of volledige kwijtschelding te geven van hun rechten, kosten of uitschotten.
- 3Zie met name 2013C1 R016 en 2013CIR001, beschikbaar op de website: http://www.mediationdedettes.be/Les-directives-et-circulaires-de-329
- 4Verslag van de Belgische Kamer van volksvertegenwoordigers over de schuldindustrie en overmatige schuldenlast voor consumenten, hoorzitting van 3 december 2019, DOC 55 0839/001, p. 35
- 5Etienne Leroy, nota onder de arresten van de Raad van State van 22 januari 2019, nr. 243.447 en van 3 april 2019, nr. 244.166, Larcier, Jus & Actores, Nr. 1-2/201.