In ons artikel van 16 april jongstleden stelden wij dat de regionale bepalingen inzake schuldinvordering niet strijdig of strenger mogen zijn voor de consumenten dan de bepalingen van Boek XIX van het Wetboek Economisch Recht (WER).
Deze interpretatie, gebaseerd op het arrest van het Grondwettelijk Hof van 9 juli 2013, heeft tot gevolg dat men elke bepaling van het WER en van de betrokken ordonnantie moet vergelijken om na te gaan welke toegepast moet worden, waarbij voorrang wordt gegeven aan de bepaling die het meest gunstig is voor de consument. Wij hebben dit monnikenwerk voor u gedaan. Zie het overzicht in tabelvorm in het voormelde artikel.
Op vraag van Brulocalis hierover heeft BRUGEL onze analyse bevestigd.
BRUGEL is van mening dat:
- De bepalingen van Boek XIX van het WER zijn wel degelijk van toepassing op de relaties tussen water-, gas- en elektriciteitsleveranciers en de gebruikers.
- De Gewesten hebben inderdaad de mogelijkheid om aanvullende bepalingen te voorzien om de bescherming van de consumenten te verbeteren, maar zij mogen niet ingaan tegen het minimale kader dat door de federale overheid is vastgesteld. Aangezien consumentenbescherming een kaderbevoegdheid is van de federale overheid, moeten deze bepalingen worden beschouwd als het vastleggen van een minimumnorm die door de andere gewesten moet worden gerespecteerd indien zij specifieke bepalingen voorzien binnen hun eigen bevoegdheden.
BRUGEL stelt momenteel een advies op over de wijziging van de ordonnanties elektriciteit, gas en water, en zal de wetgever aanbevelen om de gewestelijke wetgeving aan te passen teneinde de tegenstrijdigheden tussen de twee stelsels weg te nemen, en om expliciet te verwijzen naar de toepassing van het WER, met het oog op een verduidelijking van de samenhang tussen de twee wetgevingen.